woensdag 2 november 2022
om 19.30
Tsjerkegebouw
Voorganger(s): Ds. P. Beintema
Liturgie op 2 noveber 2022
Te Stynsgea (dankstond)
Eventueel voor de dienst: Lied 713: 1,2,3
Wij moeten Gode zingen
halleluja,
om alle goede dingen
halleluja,
al zijn wij vreemdelingen
in schande en in scha,
Gij zendt uw zegeningen
halleluja.
713:2
Hij schenkt de levensadem,
Hij geeft de levensgeest,
in schande en in schade
is Hij nabij geweest,
aan alwie Hem aanbaden,
aan ieder die Hem vreest,
komt Hij, de Heer, te stade,
de minsten allermeest.
713:3
Al leeft uw volk verschoven
kyrieleison,
in ’t land van vuur en oven,
in ’t land van Babylon,
al is de hemel boven
voor mensen doof en stom,
nog moeten wij U loven
met stem en fluit en trom.
Welkom en mededelingen
* Psalm 113: 1,2
Prijs, halleluja, prijs de Heer,
gij ’s Heren knechten, immermeer
moet ’s Heren naam gezegend wezen.
Van waar de zon in ’t oosten straalt,
tot waar ze in ’t westen nederdaalt,
zij ’s Heren grote naam geprezen.
Ver boven aller volken trots
blinkt hemelhoog de glorie Gods.
Wie is als Hij, de Heer der heren?
Hij onze God, die troont zo hoog,
slaat op het diepste diep zijn oog.
Hemel en aarde moet Hem eren.
Stil gebed, bemoediging en groet
lied 717: 1,2,4
Waartoe geploegd, als ’t zaad
niet valt in goede aarde?
O God, of Gij ons haat?
Wat heeft ons werk voor waarde?
Met onkruid ruig en sterk
vecht iedereen zich moe
en de opbrengst van ons werk
valt straks een ander toe.
717:2
Zeg ons, welk voordeel heeft
een mens, van al zijn streven?
Hij wint zijn brood en leeft,
maar, Here, is dat leven?
Wij kunnen hier toch niet
bestaan bij brood alleen?
In moeiten en verdriet
gaat zo ons leven heen.
717:4
Betrek ons eens voor al
op Hem die alle dingen
eenmaal nieuw maken zal,
dat wij in duizelingen
zien wat ons oog niet ziet
en ons verblijden zeer,
dat onze arbeid niet
vergeefs is in de Heer.
Gebed bij de Schriftlezingen
Schriftlezing: 1 Samuël 25: 2-13
David trok verder, naar de woestijn van Paran. 2Nu woonde er in Maon iemand die zijn bedrijf in Karmel had. Hij was schatrijk: hij bezat drieduizend stuks schapen en duizend geiten. Hij was voor het scheren van de schapen naar Karmel gekomen. 3Zijn naam was Nabal en zijn vrouw heette Abigaïl. Zij had een helder verstand en was mooi om te zien; hij was hard en onbeschoft. Hij was een nakomeling van Kaleb. 4Toen David in de woestijn hoorde dat bij Nabal de schapen werden geschoren, 5stuurde hij tien van zijn knechten naar Karmel met de opdracht: ‘Ga naar Nabal en groet hem hartelijk namens mij. 6Zeg tegen hem: “Ik wens u en uw familie en uw bedrijf alle goeds, ook voor volgend jaar. 7Ik heb gehoord dat ze uw schapen aan het scheren zijn. Nu zit het zo: toen uw herders bij ons in de buurt waren, hebben we hen niet lastiggevallen; al die tijd dat ze hier in Karmel waren is hun niets ontvreemd. 8Vraag het uw knechten maar, zij zullen het u bevestigen. Ik hoop dat u op uw beurt mijn knechten goed zult behandelen, ze komen immers op een feestdag bij u. Daarom verzoek ik u beleefd om mijn knechten en mij, David, te geven wat u missen kunt.”’ 9Toen Davids knechten bij Nabal kwamen, brachten ze uit Davids naam dit alles over en wachtten af wat hij zou zeggen. 10Nabal antwoordde Davids knechten als volgt: ‘Wie is die David? Wie is die zoon van Isaï? Het wemelt vandaag de dag van de slaven die bij hun meester weggelopen zijn. 11Denken jullie heus dat ik mijn brood en mijn water en het vlees dat ik voor mijn scheerders heb laten klaarmaken aan de eerste de beste onbekende ga weggeven?’ 12Davids knechten gingen onverrichter zake terug en vertelden David alles wat Nabal had gezegd. 13Daarop beval David zijn mannen: ‘Te wapen!’ Allen gordden hun zwaard om, ook David zelf, en met vierhonderd man trokken ze onder aanvoering van David naar Karmel op; tweehonderd man bleven achter om het kamp te bewaken.
* lied 899: 1,2
Wat mijn God wil, geschiede altijd,
zijn wil is steeds de beste.
Hij is altijd tot hulp bereid,
Hij blijft mijn sterke veste.
Hij helpt uit nood, / de trouwe God,
Hij troost mij bovenmate.
Wie God vertrouwt, / vast op Hem bouwt,
die zal Hij nooit verlaten.
899:2
God is mijn troost en toeverlaat,
Hij is mijn hoop, mijn leven.
Al wat Hij wil, hoe het ook gaat,
ik zal het niet weerstreven.
Die mij altijd / vertroost en leidt
die elke haar geteld heeft.
Die van nabij / zolang reeds mij
in liefde vergezeld heeft.
Schriftlezing: Marcus 4: 25-29
26En Hij zei: ‘Het is met het koninkrijk van God als met een mens die zaad uitstrooit op de aarde: 27hij slaapt en staat weer op, dag in dag uit, terwijl het zaad ontkiemt en opschiet, ook al weet hij niet hoe. 28De aarde brengt uit zichzelf vrucht voort, eerst de halm, dan de aar, en dan het rijpe graan in de aar. 29 Maar zo gauw het graan het toelaat, slaat hij er de sikkel in, omdat het tijd is voor de oogst.’
* lied 899: 4
899:4
Nog één ding wil ik vragen Heer,
ik vraag het vol vertrouwen:
wanneer de boze gaat te keer,
laat mij uw hulp aanschouwen,
dat ik niet val / maar leven zal.
Gij zult mij niet beschamen.
Dat is uw eer / o trouwe Heer.
Dus zeg ik vrolijk: Amen.
Verkondiging
* liet 909
1 Wat God docht, dat is inkeld goed,
syn wil is wiis en hillich.
As Hy my op syn paden stjoert,
gean ik myn wei reewillich.
Yn need is Hy / my trou neiby.
Ja, Hy, de heechste Heare,
sil ivich wiis regearje.
2 Wat God docht, dat is inkeld goed.
Hy, myn bestean, myn sinne,
stiet hiel myn libben foar my noed,
my sil gjin kwea berinne.
Yn lok en leed / yn freugde_en need,
myn God wol him ûntfermje
en ivich my beskermje.
3 Wat God docht, dat is inkeld goed,
dat hâld ik yn betinken.
Hy helpt my, jout my nije moed,
al soe de dea ek winke.
As Hy der is, / dan kin ik wis
it tsjuster wol ferneare:
myn ljocht is God, de Heare!
Gebeden
Collecte
* lied 268
Goede herder, als wij slapen,
heel deze nacht,
waak dan over al uw schapen,
heel deze nacht;
dat wij dromen zonder zorgen,
veilig rusten tot de morgen –
lieve God, bij U geborgen,
heel deze nacht.
268:2
Geef dat wij hier nooit alleen zijn,
bij dag en nacht,
engelen steeds om ons heen zijn,
bij dag en nacht,
dat de doden bij U leven,
eeuwig in uw licht geheven –
allen door uw trouw omgeven,
bij dag en nacht.
Heenzending en zegen
|