zondag 11 december 2022
om 9.30
Augustinitsjerke
Voorganger(s): Ds. G. Borger
11 december 2022, 3e Advent
Thema: Tamar, een voormoeder van Jezus Christus
Voorzang: Lied 871 : 1 en 4 Jezus zal heersen waar de zon
Welkom en mededelingen
Zingen: Lied 440 : 1 en 4 Ga, stillen in den lande
Stil gebed, bemoediging en groet
oelichting bij de liturgische schikking
Zingen: Lied 906 : 1 en 7 God is tegenwoordig, God is in ons midden
Gebed
Leefregel: Matteüs 7 : 1 - 5 (NBV21)
[1] Oordeel niet, opdat er niet over jullie geoordeeld wordt. [2] Want op grond van het oordeel dat je velt, zal over jou geoordeeld worden, en met de maat waarmee je meet, zal jou de maat genomen worden. [3] Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt? [4] Hoe kun je tegen hen zeggen: “Laat mij de splinter uit je oog verwijderen,” zolang je nog een balk in je eigen oog hebt? [5] Huichelaar, verwijder eerst de balk uit je eigen oog, pas dan zul je scherp genoeg zien om de splinter uit het oog van je broeder of zuster te verwijderen.
Zingen: Lied 314 : 2 en 3 Ons gevoel en ons verstand
Eerste Schriftlezing: Genesis 38 : 1 - 19 (NBV21)
[1] In diezelfde tijd verliet Juda zijn broers en sloot hij zich aan bij een zekere Chira, een man die in Adullam woonde. [2] Daar viel zijn oog op de dochter van de Kanaäniet Sua. Hij trouwde haar en sliep met haar. [3] Ze werd zwanger en bracht een zoon ter wereld, die Er werd genoemd. [4] Daarna werd ze opnieuw zwanger en kreeg weer een zoon, aan wie ze de naam Onan gaf. [5] Ze werd voor de derde keer zwanger en bracht een zoon ter wereld, die ze Sela noemde; toen Sela geboren werd bevond Juda zich in Kezib.
[6] Voor Er, zijn eerstgeborene, koos Juda een vrouw die Tamar heette. [7] Er was slecht in de ogen van de HEER, en daarom liet de HEER hem sterven. [8] Toen zei Juda tegen Onan: ‘Vervul je zwagerplicht: slaap met de vrouw van je broer en verwek voor je broer nakomelingen bij haar.’ [9] Maar omdat Onan wist dat zo’n kind niet als zijn nageslacht zou gelden, liet hij telkens als hij met de vrouw van zijn broer gemeenschap had zijn zaad op de grond terechtkomen, zodat hij geen nakomelingen voor zijn broer zou verwekken. [10] Wat hij deed was slecht in de ogen van de HEER, en daarom liet de HEER ook hem sterven. [11] Toen zei Juda tegen zijn schoondochter Tamar: ‘Je moet als weduwe maar weer bij je vader gaan wonen, totdat mijn zoon Sela volwassen is.’ Hij dacht namelijk: Ik moet voorkomen dat hij ook sterft, net als zijn broers. En Tamar ging weer bij haar vader wonen.
[12] Geruime tijd later stierf Juda’s vrouw, de dochter van Sua. Toen Juda troost gevonden had voor zijn verdriet, begaf hij zich naar Timna, samen met zijn vriend Chira uit Adullam, om bij zijn schaapscheerders te gaan kijken. [13] Zodra Tamar hoorde dat haar schoonvader op weg was naar Timna om zijn schapen te scheren, [14] legde ze haar weduwedracht af, vermomde zich door zich met een sluier te bedekken, en ging langs de weg naar Enaïm zitten, een zijweg van de weg naar Timna. Want ze besefte dat ze nog steeds niet aan Sela tot vrouw was gegeven, hoewel die inmiddels volwassen geworden was. [15] Toen Juda haar zag hield hij haar voor een hoer, want haar gezicht was bedekt. [16] Hij sloeg de zijweg in en ging naar haar toe. ‘Ik wil van je diensten gebruikmaken,’ zei hij, niet wetend dat het zijn schoondochter was. ‘Wat staat daar van uw kant tegenover?’ vroeg ze. [17] ‘Ik zal je een geitenbokje uit mijn kudde laten brengen,’ antwoordde hij. ‘Goed,’ zei ze, ‘maar geeft u mij dan zolang iets als onderpand.’ [18] En op zijn vraag wat ze als onderpand van hem wilde, antwoordde ze: ‘Het snoer met uw zegel en de staf die u in uw hand hebt.’ Hij gaf het haar en had gemeenschap met haar, en zij werd zwanger van hem. [19] Daarna ging ze terug naar huis, deed haar sluier af en nam haar weduwedracht weer aan.
Zingen: Lied 859 : 1 en 2 Schuldig staan wij voor U, Heer
Tweede Schriftlezing: Genesis 38 : 20 - 30 (NBV21)
[20] Juda vroeg zijn vriend uit Adullam een geitenbokje naar de vrouw te brengen om het onderpand weer op te halen, maar hij kon haar niet vinden. [21] Hij informeerde bij de mensen daar in de buurt: ‘Ik ben op zoek naar de vrouw die onlangs bij de weg naar Enaïm haar gunsten aanbood.’ ‘Zo’n vrouw is hier niet geweest,’ antwoordden ze. [22] Dus ging hij naar Juda terug. ‘Ik heb haar niet kunnen vinden,’ zei hij. ‘Sterker nog, de mensen daar beweren dat er nooit zo’n vrouw is geweest.’ [23] Toen zei Juda: ‘Laat haar alles dan maar houden, anders maken we onszelf nog belachelijk. Ik heb het beloofde bokje gestuurd, maar je hebt haar nu eenmaal niet kunnen vinden.’
[24] Ongeveer drie maanden later kwam men Juda vertellen dat Tamar, zijn schoondochter, zich als een hoer had gedragen en daardoor zwanger was. ‘Breng haar de stad uit,’ zei Juda, ‘ze moet verbrand worden.’ [25] Maar terwijl ze de stad uit werd gebracht, liet ze haar schoonvader deze boodschap brengen: ‘Ik ben zwanger van de eigenaar van deze voorwerpen. Kijkt u eens goed van wie dit zegel, dit snoer en deze staf zijn.’ [26] Juda herkende ze en zei: ‘Niet zij is schuldig, maar ik, want ik heb haar niet aan mijn zoon Sela tot vrouw gegeven.’ Hij had geen tweede keer gemeenschap met haar.
[27] Toen de tijd van de bevalling was gekomen, bracht ze een tweeling ter wereld. [28] Tijdens de bevalling stak een van de twee zijn hand naar buiten. De vroedvrouw bond een rode draad om zijn hand ten teken dat hij zich het eerst had laten zien. [29] Maar hij trok zijn hand weer terug, en daar kwam zijn broer tevoorschijn. ‘Wat een baanbreker ben jij!’ zei ze. Hij kreeg de naam Peres. [30] Daarna kwam zijn broer, met om zijn hand de rode draad. Hij werd Zerach genoemd.
Zingen: Psalm 130 : 2 en 4 Zoudt Gij indachtig wezen
Uitleg en verkondiging
Zingen: Hemelhoog 738 op de melodie van LvdK - Gezang 292
Zijn Gods wegen donker, duister?
mens, omsluier uw gezicht,
want wat komt is vol van luister,
oogverblindend, louter licht!
Waar, wanneer kan niemand weten,
dat het komen zal, staat vast,
is voorzegd door de profeten:
licht dat wereldwijd verrast.
Aan de eindstreep van de tijden,
zien wij hoe het oude kwaad,
moe geworsteld is, ontwapend,
tot geen opstand meer in staat.
Als God alles en in allen,
dag in nacht en duister is,
zal het licht zijn, eeuwig licht zijn,
licht uit licht en duisternis.
Dankgebed en voorbeden
Collecten
Slotlied: Lied 442 : 1 en 2 Op U, mijn Heiland, blijf ik hopen
Zegen
Zingen: Amen, amen, amen
|