zondag 10 november 2024
om 9.30
Tsjerkegebouw
Voorganger(s): Ds. P. Beintema
Vooraf
Lied 207
De trouw en goedheid van de Heer
verschijnt ons elke morgen weer
en blinkt en blijft als dauw zo fris,
zolang het dag op aarde is.
2. O Christus, schone morgenster,
wees met uw gunst ons hart niet ver;
steek al uw lichten in ons aan,
dan kan uw heil ons niet ontgaan.
3. Drijf uit, o licht, wat duister is,
behoed ons hart voor ergernis,
voor blindheid en voor schand' en schuld;
houd niet uw glans voor ons verhuld,
4. opdat wij wand'len als bij dag
en, kome wat er komen mag,
staan vast in het geloof, o Heer,
van U verlaten nimmermeer.
Welkom en mededelingen
* Psalm 75: 1,4,7
-
U alleen, U loven wij,
U loven wij, onze Heer,
want uw naam zo rijk van eer
is tot onze vreugd nabij.
Men vertelt in heel het land
al de wonderen van uw hand.
4. Of gij oost- of westwaarts ziet,
om hulp zoekt in de woestijn,
alle grootheid is slechts schijn:
God is Rechter die gebiedt.
Hij verhoogt en Hij slaat neer
naar zijn recht, Hij is de Heer.
7. God is ’t die ik loven zal,
ik loven zal als mijn Heer.
Ik vermeld zijn roem en eer,
ik bewerk der bozen val.
Al wie in Gods recht gelooft,
gaat met opgeheven hoofd.
Stil gebed, bemoediging en groet
Kyriëgebed
Glorialiet: Liet 713: 1,2,3
1 Godlof wy moatte sjonge,
halleluja,
om ’t goede dat we_ûntfongen
halleluja.
Wy binn’ hjirhinne twongen
troch dy’t ús meifierd ha,
mar Jo ha seine skonken,
halleluja!
2 Hy jout de libbensamme,
Hy skinkt de libbensgeast.
Wy binne net beskamme,
Hy wie yn skande_ús treast.
Wa’t bouwe op syn namme,
Him freezje ’t aldermeast,
hâldt Hy yn leafde_omklamme,
de minsten aldermeast.
3 Al is jo folk ferwûne
kyriëleïson,
yn ’t lân fan fjoer en ûne,
yn ’t lân fan Babylon,
al bliuwt de himel boppe
foar minsken dôf en stom,
wy sjonge en wy roppe
jo lof by fluit en trom.
Gebed bij de Schriftlezing
Schriftlezing: Psalm 41 NBV
2Gelukkig wie zorgt voor de armen;
in kwade dagen zal de HEER hem uitkomst geven,
3de HEER zal hem beschermen en in leven houden,
men prijst hem gelukkig in het hele land.
‘Lever hem niet uit aan zijn vijanden!’
4Op zijn ziekbed zal de HEER hem tot steun zijn.
‘Hoe lang hij ook ziek ligt, U keert zijn lot ten goede.’
5Ik zeg: ‘HEER, wees mij genadig,
genees mij, ik heb tegen U gezondigd.’
6Mijn vijanden verwensen mij, ze zeggen:
‘Wanneer sterft hij en verdwijnt zijn naam?’
7Wie mij bezoekt, heeft mooie woorden,
maar zijn hart is vol kwade gedachten;
staat hij buiten, hij spreekt ze uit.
8Wie mij haten hopen het ergste voor mij
en fluisteren aan mijn bed tegen elkaar:
9‘Hij is geveld door iets boosaardigs,
wie zo ziek ligt, staat nooit meer op.’
10Zelfs mijn beste vriend,
die ik vertrouwde en die at van mijn brood,
heeft zich tegen mij gekeerd.
11Toon mij, HEER, uw genade en laat mij opstaan,
dan zal ik hun geven wat ze verdienen.
12Hieraan zal ik weten dat U mij liefhebt:
als mijn vijand niet langer juicht,
13als U mij bijstaat, omdat ik onschuldig ben,
en mij voorgoed laat wonen in uw nabijheid.
14Geprezen zij de HEER, de God van Israël,
van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Amen, amen.
* Lied 995: 1
O Vader, trek het lot u aan
van allen die door U bestaan.
Gij die geen stenen geeft voor brood,
wees met uw kinderen in nood;
en stil, God die rechtvaardig zijt,
de honger naar gerechtigheid.
Skriftlêzing: Johannes 5: 1-9
Neitiid wie der in feest fan ’e Joaden en Jezus gong op nei Jeruzalem. 2No wie der yn Jeruzalem by de Skieppepoarte in fiver, dy’t yn ’e taal fan ’e Joaden Betzata hjit, mei fiif pyldergongen. 3Dêrûnder leinen withoefolle siken, blinen, kreupelen en lammen. [ 4] 5Sa wie dêr ek in man dy’t al achtentritich jier siik lein hie; 6doe’t Jezus dy lizzen seach, en fernommen hie dat er al sa lang sa lei, sei Er tsjin him: Wolle jo sûn wurde? 7De sike sei tsjin Him: Hear, ik haw gjin minske, dy’t my yn ’e fiver bringe kin, as it wetter yn beweging komt; as ik dêroan kom, giet in oar ûnderwilens foar my yn it wetter. 8Jezus sei tsjin him: Kom oerein, krij dyn matras op en gean. 9Fuortynienen waard de man better, hy krige syn matras op en koe gean.
No wie it sabbat dy deis.
* Liet 995: 2
2 O Heit, nim Jo it leed jo nei
fan al wa’t mei ús libje mei.
Jo hawwe sein: jou jím har brea –
lit ús har rêde fan ’e dea.
Dan kenne_ek sy Jo as in Heit,
de God fan har gerjochtichheid.
Verkondiging
*Lied 534
1.Hij die de blinden weer liet zien,
hun ogen kleur liet ondervinden
is zelf het licht dat ruimte geeft:
ons levenslicht, de Zoon van God.
2.Hij die de lammen lopen liet
hun dode krachten deed ontvlammen
is zelf de weg tot waar geluk:
ons levenspad, de Zoon van God.
3.Hij die de armen voedsel gaf
met overdaad hen kwam verwarmen
is zelf het brood dat honger stilt:
ons levensbrood, de Zoon van God.
4. Hij die de doven horen deed
hun eigen oren deed geloven
is zelf het woord dat waarheid spreekt:
het levend woord, de Zoon van God.
Dienst van de tafel
Tafelgebed (1)
* Lied 840: 1
Lieve Heer, Gij zegt ‘kom’ en ik kom –
want mijn leven is onder de macht gesteld
van de Heer die mijn dagen en nachten telt
en de Heer zegt ‘kom’ en ik kom.
Tafelgebed (2)
* Lied 840: 2,3
2.O mijn God, Gij zegt ‘ga’ en ik ga,
Gij zegt ‘ga’ en ik ga, laat mij niet alleen,
wees het woord in mijn vlees en de geest om mij heen,
wees de adem waaruit ik ontsta.
3.Want o Heer, ik zeg ‘kom’ en Gij komt,
ik zeg ‘kom’ en Gij komt en uw bloed wordt wijn
en uw lichaam brood voor wie honge͜rig zijn
en uw naam wordt een lied in mijn mond.
Communie
Dankzegging en gebeden
Collecte
* Lied 919: 1,4
1,Gij die alle sterren houdt
in uw hand gevangen,
Here God, hoe duizendvoud
wekt Gij ons verlangen!
Ach, ons hart / is verward,
leer het op uw lichte
hoge rijk zich richten.
4. Christus, stille vaste ster,
o Gij licht der lichten,
waarnaar wij van her en der
onze schreden richten, –
geef ons moed; / ’t is ons goed
U te zien, getrouwe,
uw hoog rijk te aanschouwen.
Zegen
|