| 						
							 
								
								
							 
							
								zondag 10 augustus 2025
								 om 9.30
							
							Augustinitsjerke 
							Voorganger(s): Ds. v.d. Sleen 
							
							
									
									
							Lied voor de dienst: Lied 871  
 
Jezus zal heersen waar de zon 
gaat om de grote aarde om, 
de maan zijn lichte banen trekt, 
zover het verste land zich strekt. 
 
Het lied in alle talen zal 
zijn liefde loven overal, 
en uit de kindermond ontspringt 
de lofzang die zijn naam omringt. 
 
Zijn rijk is volle zaligheid, 
wie was gevangen wordt bevrijd, 
wie moe was komt tot rust voorgoed, 
wie arm was leeft in overvloed. 
 
Laat loven al wat adem heeft 
de koning die ons alles geeft. 
O aarde om dit nieuw begin 
stem met het lied der eng'len in. 
 
Welkom en afkondigingen  
 
Zingen: Psalm 100: 1, 2, 3 en 4 
 
Juich Gode toe, bazuin en zing. 
Treed nader tot gij Hem omringt, 
gij aarde alom, zijn rijksdomein, 
zult voor de Heer dienstvaardig zijn. 
 
Roep uit met blijdschap: ‘God is Hij. 
Hij schiep ons, Hem behoren wij, 
zijn volk, de schapen die Hij hoedt 
en als beminden weidt en voedt.’ 
 
Treed statig binnen door de poort. 
Hier staat zijn troon, hier woont zijn Woord. 
Hef hier voor God uw lofzang aan: 
Gebenedijd zijn grote naam. 
 
Want God is overstelpend goed, 
die ons in vrede wonen doet. 
Zijn goedheid is als morgendauw: 
elk nieuw geslacht ervaart zijn trouw. 
 
Stil gebed, votum en groet 
 
Klein gloria 
 
Ere zij de Vader en de Zoon en de heilige Geest, 
als in den beginne, 
nu en immer en van eeuwigheid tot eeuwigheid! Amen. 
 
Zingen: Evangelische liedbundel 218: 1 en 2 
 
Samen in de naam van Jezus 
heffen wij een loflied aan, 
want de Geest spreekt alle talen 
en doet ons elkaar verstaan. 
Samen bidden, samen zoeken, 
naar het plan van onze Heer. 
Samen zingen en getuigen, 
samen leven tot zijn eer. 
 
Heel de wereld moet het weten 
dat God niet veranderd is 
en zijn liefde als een lichtstraal 
doordringt in de duisternis. 
't Werk van God is niet te keren 
omdat Hij er over waakt 
en de Geest doorbreekt de grenzen 
die door mensen zijn gemaakt. 
 
Gebed om de leiding van de Heilige Geest 
 
Apostolische wetslezing: Kolossenzen 3: 1-10 NBV21 
 
1 Als u nu met Christus tot leven bent gewekt, streef dan naar wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God. 2 Richt u op wat boven is, niet op wat op aarde is. 3 U bent immers gestorven, en uw leven ligt met Christus verborgen in God. 4 En wanneer Christus, uw leven, verschijnt, zult ook u in luister verschijnen, samen met Hem. 
Het nieuwe leven 
5 Laat dus wat aards in u is afsterven: ontucht, zedeloosheid, hartstocht, lage begeerten en ook hebzucht – hebzucht is afgoderij –, 6 want om deze dingen treft Gods toorn degenen die Hem ongehoorzaam zijn. 7 Vroeger hebt u ook die weg gevolgd en zo geleefd, 8 maar nu moet u alles wat slecht is opgeven: woede en drift, laster en vuile taal. 9 Bedrieg elkaar niet langer, nu u de oude mens en zijn leefwijze afgelegd hebt 10 en de nieuwe mens hebt aangetrokken, die steeds vernieuwd wordt naar het beeld van zijn schepper en zo tot inzicht komt 
 
Zingen: Psalm 116: 1, 2 en 3 
 
God heb ik lief, want die getrouwe Heer 
nam, toen ik riep, met toegenegen oren 
mijn woorden aan. Hij zal mij blijven horen 
en levenslang ben ik niet eenzaam meer. 
 
Toen de benauwdheid dreigend op mij viel 
en angsten voor het doodsrijk mij bekropen, 
heb ik de naam des Heren aangeroepen 
en weende: Heer mijn God, bewaar mijn ziel. 
 
Hij is goedgunstig in gerechtigheid, 
Hij wil zich altijd over ons ontfermen. 
Zijn kracht kwam mij, eenvoudige, beschermen. 
Rust nu, mijn ziel, de Heer heeft u bevrijd. 
 
Schriftlezing: Genesis 3: 1-7 NBV 21 
 
1 Van alle in het wild levende dieren die de HEER God gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Heeft God werkelijk gezegd dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ 2 ‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ antwoordde de vrouw, 3 ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ 4 ‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. 5 ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, en dat jullie dan als God zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’ 
6 De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog, en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. 7 Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van. 
 
Zingen: Lied 944: 1, 2 en 3 
 
O Heer, verberg u niet voor mij, 
wanneer ik mij verberg voor U. 
Gij weet het, ik ben bang voor U, 
ontwijk U en verlang naar U. 
O ga niet aan mijn hart voorbij. 
 
En wees niet toornig over mij, 
wanneer ik U geen liefde bied. 
Ik noem U, maar ik ken U niet, 
ik buig mij, maar ik ben het niet 
en mijn gebed is tegen mij. 
 
Spreek zelf in mij het rechte woord. 
Zo vaak ik woorden voor U vond, 
heb ik mij in mijn woord vermomd. 
Nu wacht ik tot Gij zelve komt 
en spreekt, zodat uw knecht het hoort. 
 
Lezen: Genesis 4: 1-15 NBV21 
 
1 De mens had gemeenschap met Eva, zijn vrouw, en zij werd zwanger en bracht Kaïn ter wereld. ‘Met de hulp van de HEER,’ zei ze, ‘heb ik het leven geschonken aan een man!’ 2 Daarna bracht ze zijn broer Abel ter wereld. Abel werd herder, Kaïn werd landbouwer. 3 Na verloop van tijd bracht Kaïn de HEER een offer van de opbrengst van het land. 4 Ook Abel bracht een offer: van de eerstgeboren dieren van zijn kudde offerde hij de beste stukken vlees. De HEER schonk aandacht aan Abel en zijn offer, 5 maar aan Kaïn en zijn offer niet. Dat maakte Kaïn woedend, zijn blik werd donker. 6 De HEER zei tegen hem: ‘Waarom ben je zo kwaad, waarom kijk je zo donker? 7 Handel je goed, dan kun je toch iedereen recht in de ogen kijken? Handel je slecht, dan ligt de zonde op de loer, begerig om jou in haar greep te krijgen; maar jij moet sterker zijn dan zij.’ 8 Kaïn zei tegen zijn broer Abel: ‘Laten we het veld in gaan.’ Toen ze daar waren, viel hij zijn broer aan en sloeg hem dood. 9 Toen vroeg de HEER: ‘Waar is Abel, je broer?’ ‘Dat weet ik niet,’ antwoordde Kaïn. ‘Moet ik soms waken over mijn broer?’ 10 ‘Wat heb je gedaan?’ zei de HEER. ‘Hoor toch hoe het bloed van je broer uit de aarde naar Mij schreeuwt. 11 Daarom: vervloekt ben jij! Ga weg van deze plek, waar de aarde haar mond heeft opengesperd om het bloed van je broer uit jouw hand te ontvangen. 12 Ook al bewerk je het land, het zal je niets meer opbrengen. Dolend en dwalend zul je over de aarde gaan.’ 13 Kaïn zei tegen de HEER: ‘Die straf is te zwaar. 14 U verjaagt mij nu van deze plek en ik mag U niet meer onder ogen komen, en als ik dan dolend en dwalend over de aarde moet gaan, kan iedereen die mij tegenkomt mij doden.’ 15 Maar de HEER beloofde hem: ‘Als iemand jou doodt, zal dat zevenmaal aan hem worden gewroken.’ En Hij merkte Kaïn met een teken, opdat niemand die hem tegenkwam hem zou doodslaan. 
 
Zingen: Lied 272: 1, 3 en 4 
 
Wij zoeken in uw huis uw aangezicht, o Here. 
Naar vrede smachten wij, naar stille innigheid. 
Laat ons van Jezus zelf, die op een berg klom, leren 
alleen te zijn met U die geest en waarheid zijt. 
 
Heer, wij gedenken U; laat ons dan nooit vergeten 
de mensheid zonder God, de mensheid zonder brood. 
Het bloed van Abel roept nog steeds tot ons geweten. 
Wie ’t zingend overstemt is Kaïns deelgenoot. 
 
De Heiland op de berg, alleen met God zijn Vader, 
vernam de stem van ’t leed die van de aarde schreit. 
Heer Jezus, maak uw kerk tot hoorder en tot dader, 
opdat de wereld weet van uw barmhartigheid. 
 
Verkondiging 
 
Muzikaal intermezzo door organist 
 
Zingen: Lied 713: 1, 2 en 4 
 
Wij moeten Gode zingen 
halleluja, 
om alle goede dingen 
halleluja, 
al zijn wij vreemdelingen 
in schande en in scha, 
Gij zendt uw zegeningen 
halleluja. 
 
Hij schenkt de levensadem, 
Hij geeft de levensgeest, 
in schande en in schade 
is Hij nabij geweest, 
aan alwie Hem aanbaden, 
aan ieder die Hem vreest, 
komt Hij, de Heer, te stade, 
de minsten allermeest. 
 
De lier hing aan de wilgen, 
misericordia, 
God zal ons niet verdelgen, 
aan God zij gloria. 
Zijn woord zal ons genezen, 
halleluja, 
zoals het was voor dezen 
in Galilea. 
 
Voorbeden en dankgebed 
 
Stil gebed  
 
Onze Vader 
 
Onze Vader die in de hemelen zijt, 
uw naam worde geheiligd; 
uw Koninkrijk kome; 
uw wil geschiede, 
gelijk in de hemel als ook op de aarde. 
Geef ons heden ons dagelijks brood; 
en vergeef ons onze schulden, 
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; 
en leid ons niet in verzoeking, 
maar verlos ons van den boze. 
Want van U is het Koninkrijk 
en de kracht en de heerlijkheid 
tot in der eeuwigheid. 
Amen. 
 
Collecte 
 
Zingen: Lied 800: 1, 2 en 4 
 
Wat zou ik zonder U geweest zijn, 
hoe zou ik zonder U bestaan? 
Ik zou ten prooi aan angst en vrees zijn 
en eenzaam door de wereld gaan. 
Mijn liefde tastte in den blinde. 
Een afgrond lag in het verschiet. 
En waar zou ik een trooster vinden 
die werkelijk wist van mijn verdriet? 
 
Een diepe nacht zou mij omvangen 
waarna geen blijde morgen daagt. 
Ik werd verteerd door wild verlangen, 
door ’s levens maalstroom weggevaagd. 
Ik zou alleen zijn, van het heden 
en van de toekomst ongewis. 
Wie kan er aarden hier beneden 
als er geen open hemel is? 
 
Godlof, een Heiland, een bevrijder, 
vol liefde en macht heeft ons gered. 
De Mensenzoon werd onze leider 
en heeft ons hart in vlam gezet. 
Toen ging voor ons de hemel open, 
oorsprong en doel, zo ongedacht. 
Geloven konden wij en hopen. 
Wij wisten ons van Gods geslacht. 
 
Zegen 
  
							 |