zaterdag 20 april 2019
om 22:00 uur
Augustinitsjerke
Voorganger(s): Ds. P. Beintema, Dokkum
Organist: Renske Elzinga
Beamer: Deka Miedema
Stille Zaterdag 20 april 2019 22.00 uur
We zetten in deze avond de dienst van Goede Vrijdag voort. Het gedenken van de dood van Christus beheerst het eerste deel van wat we doen. De kerk is schaars verlicht. Gedurende de eerste helft van de dienst blijft de gemeente zitten. We lezen uit het Oude Testament, uit de Wet en de Profeten: we zullen immers 'de Schrift kennen, dat Hij uit de doden moest opstaan!'
Halverwege de dienst keert alles om, van donker naar licht, van dood naar leven. We zingen in de nacht de Lof van het licht. De liturgische kleur wisselt van paars naar wit, de nieuwe paaskaars wordt binnengebracht en daaraan worden alle kaarsjes, die de gemeente bij binnenkomst heeft ontvangen, ontstoken. Het opstandingsevangelie wordt gelezen, de doopbelofte wordt vernieuwd.
Voorbereiding
Aanvangstekst (veertigdagen-kalender): Werkelijk, deze mens was Gods Zoon. (Marcus 15:39)
Lezen: lied 590 [tekst niet op de beamer]
Zingen: Psalm 130: 3,4
Ik heb mijn hoop gevestigd
op God de Heer die hoort.
Mijn hart, hoezeer onrustig,
wacht zijn verlossend woord.
Nog meer dan in de nachten
wachters het morgenlicht,
blijf ik, o Heer, verwachten
uw lichtend aangezicht.
4
Gij al Gods bondgenoten,
zie naar zijn toekomst uit!
De Heer is vast besloten
tot goedertierenheid!
Hoort aan de goede tijding:
Hij geeft in zijn geduld
aan Israël bevrijding
van onrecht en van schuld.
De Schriften
Als een kind, zoals in de joodse traditie gebruikelijk is, zou vragen, waarom deze nacht anders is dan alle ander nachten, dan zullen wij antwoorden:
om niet te vergeten wie wij geweest zijn, slaven, maar tot vrijheid geroepen;
om niet te vergeten, dat wij de verhalen van God gehoord hebben, wat Hij aan ons deed, zodat wij zouden leven;
om niet te vergeten, dat Hij ons uit het duister geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht.
Eerste lezing
Dit is de nacht waarin we gedenken hoe God de hemel en de aarde geschapen heeft en het licht deed opgaan in de duisternis.
Lezen: Genesis 1 : 1-5 [tekst niet op de beamer]
Zingen: Lied 601: 2
Licht, van mijn stad de stedehouder,
aanhoudend licht dat overwint.
Vaderlijk licht, steevaste schouder,
draag mij, ik ben jouw kijkend kind.
Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen
of ergens al de wereld daagt
waar mensen waardig leven mogen
en elk zijn naam in vrede draagt.
Tweede lezing
Dit is de nacht waarin God zijn volk bevrijd heeft uit de slavernij en door water en woestijn heeft geleid naar het land van belofte.
Lezen: Exodus 14: 30,31 [tekst niet op de beamer]
Zingen: Lied 169: 1,6
De koning van Egypteland
trok al zijn legers saam.
Ons lot was echter in Gods hand.
Geprezen zij zijn Naam!
Refr. Zing de Heer, want Hij is hoog verheven,
het paard en zijn ruiter stortte Hij in zee.
Zing de Heer, want Hij is hoog verheven,
het paard en zijn ruiter stortte Hij in zee.
169:6
Loof nu de Heer met snarenspel
en hef de tamboerijn,
want Hij verloste Israël.
Geprezen moet Hij zijn.
Refr. Zing de Heer, want Hij is hoog verheven,
het paard en zijn ruiter stortte Hij in zee.
Zing de Heer, want Hij is hoog verheven,
het paard en zijn ruiter stortte Hij in zee.
Derde lezing
Dit is de nacht, waarin God zijn volk doet opstaan uit de dood en het bijeenbrengt van de einden der aarde.
Lezen: Jesaja 40: 3-8 [ tekst niet op de beamer]
Zingen:Lied 591: 1,2, 3, 6
O Heer, wees met uw kerk
en laat ons niet vergaan,
maar zend uw kracht
diep in de nacht,
dan breekt de morgen aan.
591:2
Wij wachten U, o Zon,
het duister duurt zo lang,
het water stijgt
en Gij, Gij zwijgt,
het wordt ons al te bang.
591:3
Uw schepping vraagt naar U.
Volhardt Gij in uw rust?
De macht van ’t kwaad
gaat rond en gaat
zijn gang naar hartelust.
591:6
O Heer, wees met uw kerk
en laat ons niet vergaan
maar zend uw kracht
diep in de nacht,
uw kracht om op te staan.
Lof van het Licht
Dit is de nacht van waken, van uitzien naar bevrijding, van hopen op leven en toekomst,
van roepen om vrede en recht.
Dit is de nacht waarin de aarde verlicht wordt van omhoog en gered uit het duister rondom.
Dit is de nacht, waarin de Messias de banden van de dood heeft losgemaakt, en is opgestaan uit de dood, als Eerstgeborene der mensen.
Gedicht: 'Op weg'
Het kanselkleed wordt gewisseld, de paaskaars wordt binnengedragen (gemeente gaat staan)
diaken: Christus het licht!
allen: CHRISTUS, LICHT DER WERELD!
Zingen: Lied 598
Als alles duister is,
ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft,
vuur dat nooit meer dooft (2x)
(gemeente gaat zitten)
Het LICHT, symbool van de verhoogde Heer, geven we met kleine kaarsjes aan elkaar door.
Zingen: Lied 598
Als alles duister is,
ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft,
vuur dat nooit meer dooft (2x)
Lezen: Matteüs 28: 1-10 (staande) [tekst niet op de beamer]
Overdenking, uitlopend op:
Vernieuwing van de doopbelofte
Broeders en zusters, de apostel Paulus schrijft: "Weet u niet dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn gedoopt in zijn dood? We zijn door de doop in zijn dood met hem begraven om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden" (Romeinen 6 : 3 - 4). Daarom willen wij, nu de tijd van voorbereiding ten einde is gegaan en het Paasfeest begonnen, onze doop gedenken en onze doopgeloften bij vernieuwing uitspreken.
Laten wij belijden:
Zingen: Lied 637
O vlam van Pasen, steek ons aan,
de Heer is waarlijk opgestaan!
De Zoon, voor wie het duister zwicht,
de Zoon is als de zon, zo licht!
637:2
De Vader laat niet in het graf
zijn kind dat zoveel vreugde gaf,
Hij tilt het uit de kille grond –
het loopt als vuur de wereld rond.
637:3
De oude nacht voorgoed gedood,
de toekomst kleurt de morgen rood;
ziehier hoe God vergevend is
en hoe zijn liefde levend is.
637:4
Ziehier het licht van lange duur,
ziehier de Zoon, de zon, het vuur;
o vlam van Pasen, steek ons aan –
de Heer is waarlijk opgestaan!
Gebeden
Collecte
Slotlied: Lied 630
Sta op! Een morgen ongedacht,
Gods dag is aangebroken,
er is in één bewogen nacht
een nieuwe lent' ontloken.
Het leven brak door aarde en steen,
uit alle wond'ren om u heen
spreekt, dat God heeft gesproken.
630:2
Hij heeft gezegd: Gij mens, kom uit,
open uw dode oren;
kom uit het graf dat u omsluit,
kom uit en word geboren!
Toen heeft zich in het vroegste licht
de nieuwe Adam opgericht,
ons allen lang tevoren.
630:3
Al wat ten dode was gedoemd
mag nu de hoop herwinnen;
bloemen en vogels, – alles roemt
Hem als in den beginne.
Keerde de Heer der schepping weer,
dan is het tevergeefs niet meer
te bloeien en te minnen.
630:4
Sta op! – Hij gaat al voor ons uit,
de schoot van ’t graf ontkomen.
De morgen is vol nieuw geluid, –
werp af uw boze dromen.
Waar Hij, ons hoofd, is voorgegaan,
is voor het lichaam nu vrij baan
naar een bestaan volkomen.
Zegen
Zingen: AMEN, AMEN, AMEN
|